Dès lors que, pour les motifs indiqués en B.4, les dispositions en cause ne violent pas le principe d'égalité et de non-discrimination en ce qu'elles traitent différemment les titulaires de professions libérales et les entreprises, cette conclusion n'est pas remise en cause par le fait que le législateur, usant de son pouvoir d'appréciation, adopte une position différente lorsqu'il donne son assentiment à des conventions avec d'autres Etats.
Aangezien de in het geding zijnde bepalingen, om de in B.4 vermelde motieven, niet in strijd zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in zoverre zij de beoefenaars van vrije beroepen en de ondernemingen op verschillende wijze behandelen, wordt aan die conclusie geen afbreuk gedaan door het feit dat de wetgever, die gebruik maakt van zijn beoordelingsbevoegdheid, een ander standpunt inneemt bij het verlenen van zijn instemming aan overeenkomsten met andere Staten.