3. La fin anticipative du mandat par une décision du conseil de direction, prévue au paragraphe 2, 1°, de l'article 47/8, en projet, « lorsque le rapport d'activité [.] démontre que le titulaire de la fonction ne satisfait pas à la mission pour laquelle il a été désigné ou à défaut de remise dudit rapport dans les délais requis » doit, pour être conforme aux exigences de bonne administration, permettre au bénéficiaire du mandat de faire valoir son point de vue et donc à l'autorité de statuer en pleine connaissance de cause puisque la décision est liée à sa personne.
3. In het geval van een voortijdige beëindiging van het mandaat bij een beslissing van de directieraad, zoals wordt voorgeschreven in het ontworpen artikel 47/8, § 2, 1°, « als uit het activiteitenverslag (..) blijkt dat de titularis van de functie geen voldoening schenkt voor de opdracht waarvoor hij werd aangewezen of als voornoemd verslag niet binnen de vereiste termijn werd ingediend », moet de houder van het mandaat conform de vereisten van behoorlijk bestuur de gelegenheid worden geboden zijn standpunt uiteen te zetten, zodat de overheid met volledige kennis van zaken kan beslissen, aangezien de beslissing persoonsgebonden is.