Cette interprétation peut trouver un appui dans l'arrêt du 21 janvier 2010 (SGI, C-311/08), par lequel la Cour de justice de l'Union européenne a jugé que l'imposition d'un avantage anormal ou bénévole dans le chef de l'entreprise l'ayant octroyé constituait une entrave à la liberté d'établissement, nonobstant l'existence de la Convention d'arbitrage, et alors même que les avantages en cause représentaient à la fois une dépense et un manque à gagner dans le chef de cette entreprise.
Die interpretatie kan steun vinden in het arrest van 21 januari 2010 (SGI, C-311/08), waarbij het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld dat het belasten van een abnormaal of goedgunstig voordeel ten aanzien van de onderneming die het heeft toegekend, een belemmering voor de vrijheid van vestiging vormde, ondanks het bestaan van het Arbitrageverdrag, en terwijl de in het geding zijnde voordelen tegelijkertijd een uitgave en gederfde inkomsten ten aanzien van die onderneming inhielden.