Le législateur a considéré que l'arriéré judiciaire dans les cours d'appel a pris une ampleur telle qu'il sape la confiance des citoyens dans l'Etat de droit, s'il ne peut être donné aux justiciables la certitude que leur cause sera traitée dans un délai raisonnable (Doc. parl., Sénat, 1996-1997, n° 1-490/9, pp. 7 et 8).
De wetgever oordeelde dat de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep een zodanige omvang had aangenomen dat het vertrouwen van de burgers in de rechtsstaat dreigde te worden ondermijnd indien de rechtzoekende niet de zekerheid kon worden geboden dat hun geding binnen een redelijke termijn kan worden afgehandeld (Parl. St., Senaat, 1996-1997, nr. 1-490/9, pp. 7 en 8).