Ainsi, le rapport Van Cauwelaert précité (do c. Chambre, 1931-1932, nº 67, pp. 4-5) indique : « Il va de soi que le juge, dans l'accomplissement de sa mission de justice au sens propre du mot, ne peut être considéré comme agent d'administration, au sens de la loi (...).
Zo vermeldt het reeds geciteerde verslag Van Cauwelaert (Stuk Kamer, 1931-1932, nr. 67, blz. 4-5) : « Het spreekt van zelf dat de rechter, in de uitoefening van zijne zending als rechtspreker in den eigenlijken zin van het woord, niet kan beschouwd worden als een bestuursambtenaar, in den zin van deze wet (...).