Après avoir observé qu'« aucune des dispositions de la proposition de loi spéciale à l'examen n'a pour objet d'inclure, dans l'autonomie constitutive dont elle dote le Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale, une prér
ogative identique à celle dont disposent pour leur part le Parlement flamand, le Parlement wallon et le Parlement de la Communauté française en vertu de l'article 37bis de la loi spéciale du 8 août 1980 », le Conseil d'État souligne: « Les développements des propositions de révision des articles 118, § 2, et 123, § 2, de la Constitution n'offrent pas de mention explicite de cette non-inclusion et de son éventuelle justi
...[+++]fication, en sorte qu'elles ne peuvent être, de manière certaine, réputées correspondre à la volonté du Constituant» (avis nº 52.273/4/AG, nº 4).Na opgemerkt te hebben dat « geen van de bepalingen van het voorli
ggende voorstel van bijzondere wet ertoe strekt een soortgelijk prerogatief als dat waarover het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap beschikken krachtens artikel 37bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, op te nemen als onderdeel van de constitutieve autonomie die het toekent aan het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest » benadrukt de Raad van State : « In de toelichting bij de voorstellen tot herziening van de artikelen 118, § 2, en 123, § 2, van de Grondwet wordt er over het niet opnemen van dat voorrecht
...[+++]en het ontbreken van een verantwoording daarvoor niets uitdrukkelijk bepaald, zodat het niet opnemen van dat voorrecht en het ontbreken van een verantwoording dienaangaande niet met zekerheid geacht kunnen worden overeen te stemmen met de wil van de Grondwetgever» (advies 52.273/AV, nr. 4).