Art. 10. Est admis au stage soit : 1° le titulaire d'un titre, un certificat, ou un diplôme, à finalité agricole, visés à l'article 5, alinéa 1 , 2°, ou son équivalent; 2° le titulaire de l'attestation délivrée à l'issue des cours de gestion et d'économie agricole ou celui qui en disposera au plus tard avant la fin de la réalisation du stage ou de son équivalent; 3° la personne qui dispose d'une expérience probante visée à l'article 5, alinéa 1 , 3°, ou celle qui en disposera au plus tard avant la fin de la réalisation du stage.
Art. 10. De volgende personen worden tot de stage toegelaten : 1° de houder van een titel, een getuigschrift of een diploma met landbouwdoeleinden bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, of de gelijkwaardige documenten; 2° de houder van het attest afgegeven aan het einde van de cursussen beheer en landbouweconomie of de houder die uiterlijk voor het einde van de stage erover of over het gelijkwaardige attest zal beschikken; 3° de persoon die beschikt over een afdoende ervaring bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3°, of de persoon die uiterlijk voor het einde van de stage erover zal beschikken.