Par jugement du 6 juillet 2011, le Juge de paix de Braine-l'Alleud a, en application de l'article 7, alinéa 2, de la loi du 26 juillet 1962, fait droit à cette demande, après avoir estimé non fondés les moyens formulés par les requérants pris de l'illégalité de l'arrêté royal du 21 février 2011 « déclarant d'utilité publique la prise de possession immédiate de certaines parcelles, nécessaires pour la pose d'une troisième et d'une quatrième voie de la ligne ferroviaire 124 et la construction de nouvelle voirie, situées sur le territoire de la commune de Waterloo ».
Bij vonnis van 6 juli 2011 heeft de Vrederechter te Eigenbrakel, met toepassing van artikel 7, tweede lid, van de wet van 26 juli 1962, die vordering ingewilligd, na de door de verzoekende partijen geformuleerde middelen, afgeleid uit de onwettigheid van het koninklijk besluit van 21 februari 2011 « waarbij de onmiddellijke inbezitneming van sommige percelen, nodig voor de bouw van een derde en vierde spoor van de spoorlijn 124 en de aanleg van nieuwe wegenis, gelegen op het grondgebied van de gemeente Waterloo van algemeen nut wordt verklaard », niet gegrond te hebben geacht.