En fixant les limites des circonscriptions électorales, le législateur est parti du principe que les cantons judiciaires, qui servaient auparavant de circonscriptions électorales, constituaient dans certains cas un obstacle à l'application du système de la représentation proportionnelle, et plus précisément les cantons où le nombre de représentants à élire était faible.
Bij het bepalen van de grenzen van de kieskringen is de wetgever ervan uitgegaan dat de gerechtelijke kantons, die voorheen als kieskring werden gehanteerd, in bepaalde gevallen een obstakel vormden voor de toepassing van het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging, en meer bepaald die kantons waar het aantal te verkiezen vertegenwoordigers gering was.