24. fait remarquer, alors que plusieurs dispositions de l'ACAC (notamment l'article 27, paragraphes 3 et 4) ne revêtent pas de caractère obligatoire et, de ce fait, n'établissent aucune obligation légale pour les parties qui serait contraire aux droits fondamentaux, que le manque de spécificité des dispositions et l'absence de restrictions et de garanties suffisantes font planer le doute sur le n
iveau nécessaire de certitude juridique requis par l'ACAC (par exemple, des garanties contre l'utilisation abusive de données à caractère personnel ou la protection du droit à la défense); souligne que ces lacunes sont inacceptables dans un acco
...[+++]rd auquel l'Union est partie contractante; rappelle que d'autres accords internationaux ayant des incidences en matière de droits fondamentaux se caractérisent par un niveau de précision plus élevé et davantage de garanties; 24. wijst erop dat hoewel diverse ACTA-bepalingen (bv. artikel 27, lid 3 en lid 4) een niet-verplicht karakter hebben
en dus geen enkele juridische verplichting voor de partijen creëren die in strijd zou zijn met de grondrechten, het gebrek aan specificiteit in deze bepalingen en het ontbreken van voldoende beperkingen en waarborgen, twijfel oproepen ten aanzien van het vereiste niveau van rechtszekerheid die de ACTA moet verschaffen (bv. waarborgen tegen het misbruik van persoonsgegevens of ter bescherming van het recht op verdediging); benadrukt dat dergelijke tekortkomingen in een overeenkomst waarbij de Unie partij is onaanvaardbaar
...[+++] zijn; brengt in herinnering dat andere internationale overeenkomsten die gevolgen hebben voor de grondrechten, voorzien in een grotere nauwkeurigheid en meer waarborgen;