La quatrième question préjudicielle concerne la non-conformité éventuelle du décret du 25 février 1975 et du décret du 24 juillet 1996 à la réserve de compétence en matière d'union économique et d'unité monétaire contenue à l'article 6, § 1, VI, alinéa 3, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles et, partant, à l'article 11 de la Constitution, en tant que ces décrets traitent différemment les participants à une activité sportive nationale.
De vierde prejudiciële vraag betreft het al dan niet overeenstemmen van het decreet van 25 februari 1975 en van het decreet van 24 juli 1996 met het bevoegdheidsvoorbehoud omtrent de economische unie en de monetaire eenheid, vervat in artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en, daaruit afgeleid, met artikel 11 van de Grondwet, in zoverre die decreten de deelnemers aan een nationale sportactiviteit verschillend behandelen.