D'une part, le Tribunal s'interroge sur la justification de la différence de traitement créée entre commerçants et non-commerçants quant à la possibilité de bénéficier de la mesure de faveur que constitue l'excusabilité dès lors que « les non-commerçants qui exercent une activité professionnelle susceptible d'engendrer un passif important ne pourront jamais obtenir la même mesure de faveur que les commerçants ».
Enerzijds, vraagt de Rechtbank zich af of er een verantwoording is voor het verschil in behandeling dat in het leven wordt geroepen tussen handelaars en niet-handelaars ten aanzien van de mogelijkheid om de gunstmaatregel van de verschoonbaarheid te genieten, daar « de niet-handelaars die een beroepsactiviteit uitoefenen waardoor belangrijke passiva kunnen ontstaan, nooit dezelfde gunstmaatregel kunnen verkrijgen als de handelaars ».