Sans préjudice des renonciations prévues en vertu des §§ 1 à 5, il est renoncé totalement à la perception du précompte mobilier sur les revenus soit d'obligations, bons de caisse ou autres titres analogues, soit de créances et prêts, à l'exclusion des revenus visés à l'article 266, alinéa 2, du Code des impôts sur les revenus 1992, qui sont alloués ou attribués en exécution de conventions conclues à partir du 1 décembre 1962 et dont le bénéficiaire est identifié comme étant :
Onverminderd de verzakingen bepaald ingevolge de §§ 1 tot 5, wordt van de inning van de roerende voorheffing volledig afgezien met betrekking tot inkomsten hetzij van obligaties, kasbons of andere soortgelijke effecten, hetzij van schuldvorderingen en leningen, met uitzondering van de inkomsten vermeld in artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, die worden verleend of toegekend ter uitvoering van vanaf 1 december 1962 gesloten overeenkomsten en waarvan de gerechtigde wordt geïdentificeerd als :