Le juge a quo estime que, dans cette interprétation, il pourrait exister une différence de traitement contraire aux articles 10 et 11 de la Constitution entre les transporteurs aériens, qui ne sont pas tenus de garantir au consommateur la cessibilité du titre de transport, et les intermédiaires de voyages offrant une prestation de transport, qui sont tenus de garantir la cessibilité du contrat d'intermédiaire, en vertu des articles 12 et 24 précités.
De verwijzende rechter is van mening dat er, in die interpretatie, een verschil in behandeling zou kunnen bestaan dat strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, tussen de luchtvaartmaatschappijen, die niet verplicht zijn de consument de overdraagbaarheid van het vervoerbewijs te waarborgen, en de reisbemiddelaars die een vervoerdienst aanbieden, die wel verplicht zijn om de overdraagbaarheid van het contract tot bemiddeling te waarborgen, krachtens de voormelde artikelen 12 en 24.