Art. 32. Avant de pouvoir procéder à l'exercice du droit de rachat ou du droit de reprise, le propriétaire ou le titulaire du droit de superficie, d'emphytéose ou d'usufruit doit être mis en demeure par au moins un des bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise et sommé par ces bénéficiaires de mettre fin définitivement, dans un délai d'un an, aux infractions constatées, mentionnées à l'article 27, § 1, 2°.
Art. 32. Voordat tot de uitoefening van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername overgegaan kan worden, moet de eigenaar of houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik in gebreke worden gesteld door minstens een van de begunstigden van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername en door die begunstigde aangemaand zijn om de vastgestelde schendingen, vermeld in artikel 27, § 1, 2°, binnen een jaar op definitieve wijze ongedaan te maken.