8° pour ce qui est des établissements de crédit, les avoirs, notamment les créances subordonnées, appartenant aux catégories reprises à l'article 2 de la directive 89/299/CEE du Conseil du 17 avril 1989 concernant les fonds propres des établisseents des crédit, sans avoir égard, cependant, aux conditions restrictives contenues dans cette disposition de même que les avoirs repris à l'article 3 de la même directive.
8° wat de kredietinstellingen betreft, de tegoeden, inzonderheid de achtergestelde vorderingen, die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 2 van richtlijn 89/299/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, zonder evenwel rekening te houden met de beperkende voorwaarden van die bepaling, alsook de tegoeden vermeld in artikel 3 van diezelfde richtlijn.