Dans l'affaire Luedicke, Belkacem et Koç/Allemagne, la Cour a estimé que l'article 6, paragraphe 3, point b), prévoit le droit «pour quiconque ne parle ou ne comprend pas la langue employée à l'audience, [...] d'être assisté gratuitement d'un interprète sans pouvoir se voir réclamer après coup le paiement des frais résultant de cette assistance [52]».
In de zaak Luedicke, Belkacem and Koç tegen Duitsland oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat artikel 6, lid 3, onder b), betekent dat iedereen die de ter terechtzitting gebruikte taal niet kan spreken of verstaan, het recht heeft gratis bijstand van een tolk te ontvangen, zonder dat de daarbij gemaakte kosten later van hem kunnen worden teruggevorderd [52].