Il ressort dès lors des travaux préparatoires que l'article 324ter, § 1 , du Code pénal réprime le fait d'appartenir sciemment et volontairement à une organisation criminelle telle qu'elle a été définie en B.4.1, lorsqu'elle recourt à certaines méthodes afin de parvenir à ses buts, même vis-à-vis des personnes qui n'ont pas elles-mêmes commis ou eu l'intention de commettre une quelconque infraction dans le cadre de cette organisation criminelle, ni eu l'intention de s'y associer en tant que complice ou co-auteur.
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt derhalve dat artikel 324ter, § 1, van het Strafwetboek een incriminatie behelst van het wetens en willens deel uitmaken van een criminele organisatie zoals die is gedefinieerd in B.4.1, wanneer die gebruik maakt van bepaalde methodes om haar doelen te bereiken, ook ten aanzien van personen die zelf geen misdrijf hebben gepleegd of die niet de intentie hebben enig misdrijf te plegen in het kader van die criminele organisatie, noch de intentie hebben gehad daaraan deel te nemen als medeplichtige of mededader.