Le gouvernement dépose à son amendement nº 10 un sous-amendement (do c. Sénat, nº 3-1707/2, amendement nº 30), tendant à compléter l'alinéa 1 du § 3 par ce qui suit: « À défaut de magistrat de la chambre francophone justifiant de la connaissance de la langue allemande, il est fait appel à un interprète ».
De regering dient een subamendement in op haar amendement nr. 10 (stuk Senaat, nr. 3-1707/2, amendement nr. 30) dat ertoe strekt het eerste lid van § 3 aan te vullen als volgt : « Bij gebrek aan een magistraat in de Franstalige kamer die blijk geeft van kennis van de Duitse taal, wordt een beroep gedaan op een tolk ».