Comme il a déjà été souligné au point 9.1. de la Communication du 26 juillet 2000 susmentionnée, deux types d'intérêt doivent être conciliés dans le domaine de la reconnaissance mutuelle de peines d'emprisonnement: l'intérêt de l'État membre où la peine a été prononcée à la faire exécuter et l'intérêt de la personne condamnée à avoir une chance réelle de réinsertion dans la société.
Zoals reeds in punt 9.1 van bovengenoemde mededeling van 26 juli 2000 is onderstreept, moet op het gebied van de wederzijdse erkenning van vrijheidsstraffen met de belangen van twee partijen rekening worden gehouden: de belangen van lidstaat waar de beslissing werd gegeven, die wil dat deze beslissing ten uitvoer wordt gelegd, en de belangen van de veroordeelde, die een reële kans op sociale herintegratie moet hebben.