Ce chapitre définit les règles qu'un inspecteur fiscal doit prendre en compte en ce qui concerne l'établissement d'un procès-verbal d'audition, le contenu de celui-ci, la remise d'une copie à la personne auditionnée, la transmission du procès-verbal au ministère public et/ou à l'administration compétente, ainsi que la force probante des procès-verbaux.
Dit hoofdstuk bepaalt de regels die in acht moeten genomen worden door een fiscaal inspecteur bij het opmaken van een proces-verbaal van verhoor, de inhoud ervan, de overhandiging van een kopie aan de gehoorde persoon, de mededeling van het proces-verbaal aan de het openbaar ministerie en/of de bevoegde administratie en de bewijswaarde van de proces-verbalen.