561. Le Document de travail No 61, présenté par le Danemark, la Finlande, la Norvège et la Suède, ne portait que sur un point précis : « Nonobstant les dispositions du chapitre IV, tout État contractant peut maintenir ou établir avec un autre État des procédures simplifiées applicables à l'adoption internationale lorsque l'enfant et les futurs parents adoptifs sont ressortissants ou résidents habituels de ces États dans la mesure où ces arrangements sont compatibles avec les autres dispositions de la présente Convention».
561. Werkdocument nr. 61, voorgelegd door Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden, betrof slechts één welbepaald punt : « Ondanks het bepaalde in hoofdstuk IV kan elke Verdragsluitende Staat ten aanzien van een andere Verdragsluitende Staat vereenvoudigde procedures inzake interlandelijke adoptie handhaven of invoeren wanneer het kind en de kandidaat-adoptieouders onderdanen zijn van of gewoonlijk verblijven in die Staten en voor zover die overeenkomsten verenigbaar zijn met de andere bepalingen van dit Verdrag ».