1. Chaque État membre renonce à présenter des demandes d'indemnités à l'encontre de tout autre État membre en cas de dommage causé à des biens qui lui appartiennent, ou qui sont utilisés ou exploités par lui dans le cadre de la préparation et de l'exécution des missions visées à l'article 17, paragraphe 2, du traité sur l'Union européenne, y compris les exercices, sauf en cas de négligence grave ou de faute intentionnelle:
1. Iedere lidstaat doet afstand van al zijn vorderingen tegen een andere lidstaat ter zake van schade aan een goed in eigendom, of dat door hem wordt gebruikt of geëxploiteerd bij de voorbereiding en de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 17, lid 2, van het EU-Verdrag, waaronder oefeningen, uitgezonderd in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, indien deze schade: