L'article 4, § 6, de la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, psychotropes, désinfectantes ou antiseptiques et des substances pouvant servir à la fabrication illicite de substances stupéfiantes et psychotropes viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il permet que soi
ent confisquées des choses appartenant à des tiers de bonne foi qui ne sont pas impliqués dans l'infraction, en ce qu'il ne prévoit pas la restitution à ces personnes des choses confisquées et ne prévoit pas la convocation de ces pers
onnes afin qu'elles puissent ...[+++] s'exprimer sur la confiscation éventuelle.Artikel 4, § 6, van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het toelaa
t dat zaken die toebehoren aan derden te goeder trouw die niet bij het misdrijf zijn betrokken, worden verbeurdverklaard, het niet voorziet in de teruggave van de verbeurdverklaarde zaken aan die personen, en het niet voorziet in de oproeping van die personen teneind
...[+++]e zich over de eventuele verbeurdverklaring te kunnen uitspreken.