Dès lors, les auteurs de l'amendement proposent de conserver l'article 505, alinéa 3 tel qu'il existe aujourd'hui — obligation de confisquer les choses visées à l'article 505, alinéa 1 , 1º à 4º lorsqu'elles se trouvent en possession du condamné — et de prévoir une possibilité pour le juge de prononcer une confiscation par équivalent pour les choses visées aux 3º et 4º.
De indieners van het amendement stellen dan ook voor om niet te raken aan het bestaande artikel 505, derde lid — verplichting om de zaken bedoeld in artikel 505, eerste lid, 1º tot 4º, verbeurd te verklaren als zij in het bezit zijn van de veroordeelde — en de rechter de mogelijkheid te bieden om de verbeurdverklaring van een overeenstemmend bedrag op te leggen met betrekking tot de zaken bedoeld in het 3º en het 4º.