Le législateur pouvait donc raisonnablement constater que le fait d'imposer des normes minimales aux cirques et aux expositions itinérantes n'a pas permis de garantir le niveau minimum de bien-être qu'il souhaitait atteindre, de sorte qu'il n'était désormais pas possible de prendre une mesure moins restrictive que de limiter la détention et l'utilisation d'animaux dans les cirques aux espèces dont la pratique a démontré qu'elles pouvaient être détenues par des cirques sans courir trop de risques en ce qui concerne leur bien-être.
Derhalve kon de wetgever in redelijkheid vaststellen dat het opleggen van minimumnormen aan circussen en rondreizende tentoonstellingen niet heeft geleid tot het waarborgen van het minimumwelzijnsniveau dat hij wenste te bereiken, zodat er thans geen minder beperkende maatregel mogelijk was dan het beperken van het houden en gebruiken van dieren in circussen tot die diersoorten waarvan de praktijk heeft aangetoond dat die zonder al te grote welzijnsrisico's gehouden kunnen worden door circussen.