« La loi du 14 juillet 1961, en vue d'assurer la réparation des dégâts causés par le gros gibier, est-elle compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'elle prévoit une présomption juris et de jure de responsabilité dans le chef du titulaire du droit de chasse visé à l'article 1 de ladite loi, lui ôtant les moyens de défense de droit commun face à une action en réparation du dommage dont question, rompant ainsi l'égalité entre le chasseur et le cultivateur, entre le chasseur et tout autre responsable d'une faute au sens de l'a
rticle 1382 du Code civil alors que, d'une part, la limitation de la population du gros gib
...[+++]ier ne ressort pas d'un pouvoir discrétionnaire qui serait dévolu à ce même chasseur et que, d'autre part, l'impossibilité pratique de prouver la faute semble être une notion dépassée ?«
Is de wet van 14 juli 1961 tot regeling van het herstel der door grof wild aangerichte schade verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij voorziet in een vermoeden juris et de jure van aansprakelijkheid van de in artikel 1 van de genoemde wet bedoelde houder van het jachtrecht, waarbij hem de middelen van verweer naar gemeen recht worden ontzegd ten aanzien van een vordering tot herstel van de schade waarvan sprake, en waarbij aldus de gelijkheid wordt verbroken tussen de jager en de landbouwer, tussen de jager en elke andere aansprakelijke van een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, te
...[+++]rwijl, enerzijds, de beperking van de populatie van grof wild niet valt onder een discretionaire bevoegdheid die aan diezelfde jager zou toekomen en, anderzijds, de praktische onmogelijkheid om de fout te bewijzen een achterhaald begrip schijnt te zijn ?