Que la rémunération, qui constitue la contrepartie économique de la prestation, soit payée par le destinataire du service ou par un tiers, est indifférent (CJCE, 26 avril 1988, Bond van Adverteerders c. Etat néerlandais, C-352/85, point 16; 12 juillet 2001, Smits et Peerbooms, C-157/99, points 55-58; 13 mai 2003, Müller-Fauré et van Riet, C-385/99, point 103), à condition que le service ne soit pas assuré pour l'essentiel par des fonds publics (CJCE, 7 décembre 1993, Wirth/Landeshauptstadt Hannover, C-109/92, points 15-17).
Of de vergoeding, die de tegenprestatie vormt voor de dienst, wordt voldaan door de afnemer van de dienst of door een derde is niet relevant (HvJ, 26 april 1988, Bond van Adverteerders t. Staat der Nederlanden, C-352/85, punt 16; 12 juli 2001, Smits en Peerbooms, C-157/99, punten 55-58; 13 mei 2003, Müller-Fauré en van Riet, C-385/99, punt 103), op voorwaarde dat de dienst niet grotendeels wordt gefinancierd uit de overheidsmiddelen (HvJ, 7 december 1993, Wirth/Landeshauptstadt Hannover, C-109/92, punten 15-17).