Quatrièmement, la présente proposition de loi clarifie le flou juridique existant dans la mesure où coexistent, d'une part, l'arrêté royal du 23 décembre 2002, suspendu suite à un recours en annulation devant le Conseil d'État, et, d'autre part, la loi du 5 juillet 1994.
Ten vierde ruimt dit wetsvoorstel de juridische vaagheid op die te wijten is aan het naast elkaar bestaan van het koninklijk besluit van 23 december 2002, dat geschorst is na een vordering tot nietigverklaring bij de Raad van State, en de wet van 5 juli 1994.