L’appareil de réfrigération doit pouvoir maintenir les températures de stockage requises dans les différents compartiments simultanément, dans la limite des variations de température autorisées (durant le cycle de dégivrage), telles que spécifiées dans le tableau 4 pour les différents types d’appareils de réfrigération ménagers et pour les classes climatiques correspondantes.
De koelapparaten moeten voor alle ruimten tegelijkertijd en zonder overschrijding van de toegestane temperatuurafwijkingen (tijdens de ontdooicyclus) de voorgeschreven bewaartemperaturen in stand kunnen houden, zoals aangegeven in tabel 4 voor de verschillende typen huishoudelijke koelapparaten en voor de toepasselijke klimaatklassen.