Cette inadaptation tient principalement au fait que la Norvège, la Suède et la Finlande connaissent une série de particularités concernant d'une part leur géographie (zones situées à l'extrême Nord, conditions climatiques rudes, très longues distances internes) et d'autre part la très faible densité de population qui caractérise certaines parties de leur territoire.
Deze ontoereikendheid houdt voornamelijk verband met het feit dat Noorwegen, Zweden en Finland een aantal kenmerken bezitten, enerzijds in geografisch opzicht (in het uiterste noorden gelegen gebieden, moeilijke klimaatomstandigheden, zeer grote binnenlandse afstanden) en anderzijds wat de zeer geringe bevolkingsdichtheid betreft, die karakteristiek zijn voor bepaalde delen van hun grondgebied.