Dans le mémoire qu'elle a introduit à la suite de l'arrêt rendu par la Cour de justice de l'Union européenne, la COCOM soutient que par l'ordonnance en cause, elle impose aux institutions qu'elle agrée un certain nombre d'obligations dites de service public qui découlent des normes d'agrément figurant dans les articles 11 à 19 de l'ordonnance.
In de memorie die zij heeft ingediend naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, voert de GGC aan dat zij, met de in het geding zijnde ordonnantie, de door haar erkende voorzieningen een bepaald aantal zogenoemde verplichtingen van openbare dienst oplegt die voortvloeien uit de erkenningsnormen die zijn opgenomen in de artikelen 11 tot 19 van de ordonnantie.