Alors que le privilège qu'ont les sous-traitants à l'égard de leur cocontractant-entrepreneur se fonde, aux termes de l'article 20, 12º, de la loi hypothécaire, sur la créance, se rapportant à la même entreprise, qu'a le cocontractant-entrepreneur contre le maître de l'ouvrage, cela ne ressort par explicitement des termes de l'article 1798, alinéa 1, du Code civil.
Terwijl de grondslag van het voorrecht dat de onderaannemers tegen hun medecontractant-aannemer bezitten, blijkens de bewoordingen van artikel 20, 12º, van de Hypotheekwet, gevormd wordt door de met dezelfde aanneming verband houdende schuldvordering die de medecontractant-aannemer tegen de opdrachtgever bezit, blijkt dit niet uitdrukkelijk uit de bewoordingen van artikel 1798 eerste lid B.W.