En revanche, l'article 383, § 2, du Code judiciaire était applicable aux juges sociaux et consulaires : cet article prévoit que, à leur demande, des magistrats admis à la retraite en raison de leur âge, peuvent être désignés, selon le cas, par les premiers présidents des cours d'appel et du travail, les présidents des tribunaux ou les procureurs généraux près les cours d'appel, pour exercer les fonctions de magistrats suppléant jusqu'à ce qu'ils aient atteint l'âge de 70 ans.
Artikel 383, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek daarentegen is van toepassing op de rechters in sociale zaken en in handelszaken. Dat artikel bepaalt dat, op hun verzoek, magistraten toegelaten tot de inruststelling wegens hun leeftijd naargelang van het geval door de eerste voorzitters van de hoven van beroep en arbeidshoven, de voorzitters van de rechtbanken of door de procureurs-generaal bij de hoven van beroep kunnen worden aangewezen om het ambt van plaatsvervangend magistraat uit te oefenen tot zij de leeftijd van 70 jaar hebben bereikt.