« Art. 21. La reconnaissance d'un organe représentatif d'un culte ou d'une administration propre à un culte est retirée lorsqu'une ou des personnes qui le composent, commettent des actes qui portent atteinte, soit aux droits et libertés fondamentaux des individus, soit à l'ordre public, en se livrant à des activités illégales dommageables, en nuisant à la société ou en portant atteinte à la dignité humaine, pour autant que ces actes ou agissements soient couverts par l'organe représentatif ou que cet organe laisse ou ait laissé commettre de tels actes ou agissements.
« Art. 21. De erkenning van een representatief orgaan van een eredienst of van een bestuur van een eredienst wordt ingetrokken wanneer een of meer personen die er deel van uitmaken, handelingen verrichten die de fundamentele rechten en vrijheden van individuen of de openbare orde schenden door het uitoefenen van schadelijke illegale praktijken, het toebrengen van schade aan de maatschappij of het aantasten van de menselijke waardigheid, wanneer deze handelingen door het representatieve orgaan worden gedekt of wanneer het orgaan deze handelingen laat verrichten of heeft laten verrichten.