Si la Commission estime qu'il peut y avoir eu une violation du droit communautaire qui justifie l'ouverture d'une procédure d'infraction, il adresse une « lettre de mise en demeure » à l'État membre concerné en lui demandant de soumettre ses observations pour une date déterminée, généralement dans un délai de deux mois.
Als de Commissie van mening is dat er mogelijk sprake is van een schending van het Gemeenschapsrecht die de inleiding van een inbreukprocedure rechtvaardigt, stuurt zij de betrokken lidstaat een eerste schriftelijke “aanmaning”, waarin deze wordt verzocht zijn opmerkingen vóór een bepaalde datum, doorgaans binnen twee maanden, in te dienen.