Par son arrêt du 14 mars 2011, rendu dans l'affaire pendante devant la juridiction a quo, la Cour de cassation a jugé que « pour déterminer le caractère accessoire de la fonction exercée par le membre du personnel dans l'enseignement de la Communauté française, l'article 5, alinéa 1 , c), précité n'exclut pas les revenus qui proviennent de l'exercice d'un mandat d'échevin ».
Bij zijn arrest van 14 maart 2011, dat werd gewezen in de voor het verwijzende rechtscollege hangende zaak, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat, « om te bepalen of het personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap een ambt in bijberoep heeft uitgeoefend, [...] voormeld artikel 5, eerste lid, c), de inkomsten uit de uitoefening van een mandaat van schepen niet [uitsluit] ».