La première question préjudicielle interroge la Cour sur la compatibilité, avec les articles 10, 11 et 24 de la Constitution, de l'article 41 de la loi du 27 juillet 1971 sur le financement et le contrôle des institutions universitaires, en tant que le « statut équivalent » au statut fixé par les lois et
règlements pour le personnel des institutions universitaires de l'Etat, que les universités su
bventionnées par la Communauté française doivent adopter, ne comprendrait pas les mesures nécessaires pour assur
er à leur ...[+++]personnel administratif, technique et ouvrier (PATO) un régime de pension équivalent à celui dont bénéficie le PATO des universités de la Communauté française, alors que le PATO des universités libres se voit imposer, par ce même article, un statut administratif et pécuniaire sensu stricto équivalent et, par l'article 40bis, § 3, de la même loi, les mêmes échelles de traitement.In de eerste prejudiciële vraag wordt aan het Hof gevraagd of artikel 41 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet, in zoverre het statuut dat gelijkwaardig is aan het
statuut vastgesteld door de wetten en regleme
nten voor het personeel van de universitaire inrichtingen van de Staat, dat de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde universiteiten moeten aannemen, niet de noodzakelijke maatregelen zou
bevatten o ...[+++]m aan hun administratief, technisch en arbeiderspersoneel een pensioenregeling te waarborgen die gelijkwaardig is aan die welke het administratief, technisch en arbeiderspersoneel van de universiteiten van de Franse Gemeenschap geniet, terwijl het administratief, technisch en arbeiderspersoneel van de vrije universiteiten, bij datzelfde artikel, een gelijkwaardig administratief en geldelijk statuut sensu stricto wordt opgelegd en, bij artikel 40bis, § 3, van dezelfde wet, dezelfde loonschalen.