Les États membres exigent que les membres de l'organe de direction d'une compagnie financière holding ou d'une compagnie financière holding mixte possèdent, en vertu de l'article 91, paragraphe 1, l'honorabilité nécessaire et l'expérience, les connaissances et les compétences suffisantes pour exercer leurs fonctions, compte tenu du rôle particulier d'une compagnie financière holding ou d'une compagnie financière holding mixte.
De lidstaten eisen dat de leden van het leidinggevend orgaan van een financiële holding of een gemengde financiële holding als voldoende betrouwbaar bekend staan en voldoende kennis, bekwaamheid en ervaring bezitten als bedoeld in artikel 91, lid 1, om deze functie uit te oefenen, rekening houdend met de specifieke rol van een financiële holding of een gemengde financiële holding.