Si aucune des personnes visées aux §§ 3 à 5 n'est disponible, les informations visées au § 1 sont communiquées au conjoint ou au compagnon ou à la compagne du patient qui habite avec lui ou, à défaut, à un parent, à un fils ou une fille, à un frère ou une soeur.
Indien geen van de in §§ 3 tot 5 bedoelde personen beschikbaar is, wordt de in § 1 bedoelde informatie verstrekt aan de met de patiënt samenlevende echtgenoot, of levensgezel of, bij afwezigheid hiervan, aan een ouder, een zoon of een dochter, een broer of een zus.