Dans ses arrêts ultérieurs concernant la prise en compte de l'expérience et de l'ancienneté professionnelles aux fins de la détermination du niveau de rémunération, la Cour a affirmé que "des périodes d'emploi dans un domaine d'activité comparable accomplies antérieurement dans le service public d'un autre État membre" doivent être équitablement prises en considération [121].
In latere arresten over het in aanmerking nemen van beroepservaring en anciënniteit bij de inschaling heeft het Hof geoordeeld dat "tijdvakken van tewerkstelling, op een vergelijkbaar werkterrein, die eerder in de openbare dienst van een andere lidstaat zijn vervuld" op dezelfde wijze in aanmerking genomen moeten worden [121].