Fascicule I, p. 78), la Cour des comptes fait notamment observer au chapitre 3, 2e partie, titre " Délibérations du Conseil des ministres ayant autorisé en 2003 des d
épenses au-delà des crédits budgétaires" , qu'" à propos de la délibération consacrée à diverses dépenses de la Défense nationale (délibération n° 3194, pour un montant de 62,1 millions d'euros en crédits d'engagement et 46 millions d'euros en crédits d'ordonnancement), elle a estimé que
la délibération ne comportait pas d'élément permettant d'apprécier le degré d'urgence
...[+++] des dépenses, ni le caractère exceptionnel ou imprévisible des circonstances qui les ont occasionnées" .
Deel I, blz. 73) lezen we onder meer onder het hoofdstuk 3, deel 2, titel " Beslissingen van de Ministerraad waarbij in 2003 uitgaven werden gemachtigd boven de begrotingskredieten" : " Met betrekking tot de beslissing over verscheidene uitgaven van Landsverdediging (beslissing nr. 3194, voor een bedrag van 62,1 miljoen euro vastleggingskredieten en 46 miljoen euro ordonnanceringskredieten), was het Rekenhof van oordeel dat de beslissing geen elementen bevatte waarmee de dringendheid van de uitgaven of de uitzonderlijke of onvoorziene aard van de omstandigheden die aan de uitgaven ten grondslag lagen, konden worden beoordeeld" .