Art. 10. Sans préjudice de l'article 20bis, de la loi précitée du 18 juillet 1991, le directeur général du Service d'enquêtes P peut être revoqué par le Comité permanent P lorsque ses manquements et agissements, tels que décrits à l'article 9, présentent, individuellement, un caractère de gravité tel ou se répètent dans une mesure telle que son maintien dans le service compromettrait durablement le fonctionnement interne du service ou sa crédibilité vis-à-vis de toute personne extérieure à celui-ci.
Art. 10. Onverminderd het artikel 20bis, van de voornoemde wet van 18 juli 1991, kan de directeur-generaal van de Dienst Enquêtes P door het Vast Comité P worden afgezet indien zijn tekortkomingen of handelingen, zoals omschreven in het artikel 9, elk op zichzelf genomen van zodanig ernstige aard zijn of zich zo dikwijls herhalen dat het in dienst houden van betrokkene de interne werking van de dienst op duurzame wijze in het gedrang zou brengen of de geloofwaardigheid ervan ten overstaan van derden in het gedrang zou brengen.