Les dispositions entreprises privent le pouvoir organisateur d'un aspect essentiel de la liberté d'organisation de l'enseignement, à savoir le droit de déterminer et de délimiter la charge, compétence qui appartient désormais au directeur ou à la direction, que l'on ne saurait aucunement identifier à l'autorité scolaire, c'est-à-dire au pouvoir organisateur visé à l'article 24, § 4, de la Constitution.
De bestreden bepalingen ontnemen aan de inrichtende macht een essentieel aspect van de vrijheid van het inrichten van onderwijs, namelijk de bevoegdheid om de taak te bepalen en af te bakenen, een bevoegdheid die voortaan toekomt aan de directeur of de directie, die niet te vereenzelvigen is met het schoolbestuur, dit is de inrichtende macht bedoeld in artikel 24, § 4, van de Grondwet.