3. Chaque État Partie adopte les mesures législatives et autres nécessaires pour conférer le caractère de circonstance aggravante des infractions établies conformément aux alinéas a), b) i) et c) du paragraphe 1 du présent article et, sous réserve des concepts fondamentaux de son système juridique, des infractions établies conformément aux alinéas b) et c) du paragraphe 2 du présent article :
3. Iedere Staat die Partij is, neemt de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen die noodzakelijk zijn opdat de feiten die overeenkomstig de leden a), b), i) en c) van paragraaf 1 van dit artikel strafbaar zijn gesteld, onder voorbehoud van de fundamentele begrippen van zijn rechtsstelsel, als verzwarende omstandigheden worden beschouwd bij de feiten die overeenkomstig de leden b) en c) van paragraaf 2 van dit artikel strafbaar zijn gesteld :