Le ministre explique, en réponse à l'amendement de M. Goris qui concerne les cohabitants majeurs de la personne qui fait l'objet d'une enquête de sécurité, que le gouvernement constate que ni le Conseil d'État, ni la Commission pour la protection de la vie privée, ni le Comité R n'ont formulé d'objections quant au fait que ces personnes ne doivent pas marquer leur accord pour qu'une enquête de sécurité puisse les concerner mais qu'elles doivent uniquement en être averties.
Met betrekking tot amendement nr. 3 van de heer Goris over de meerderjarigen die samenwonen met een persoon tegen wie een veiligheidsonderzoek is geopend, antwoordt de minister dat de regering vaststelt dat noch de Raad van State noch de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bezwaren hebben tegen het feit dat die personen niet hoeven in te stemmen met een eventueel op hen betrekking hebbend veiligheidsonderzoek, maar daarvan enkel op de hoogte moeten worden gebracht.