« Une disposition législative, en l'occurrence les décrets des 14 décembre 2001 et 29 mars 2002, qui a pour effet que la force exécutoire de permis de bâtir concernant un projet qui porte atteinte à des zones protégées par l'article 4 de la directive sur les oiseaux et/ou l'article 6 de la directive Habitat et que les riverains attaquent sur la base de ces directives es
t subordonnée à une confirmation législative, laquelle empêche du même coup de contester ces permis, en droit interne, devant les juridictions administratives normales
...[+++]et exclut dès lors toute possibilité de suspension et d'annulation erga omnes , est-elle contraire aux exigences de protection juridictionnelle effective et équivalente découlant de l'article 10 du Traité C. E. et doit-elle par conséquent être écartée, de sorte que la suspension et l'annulation desdits permis de bâtir doivent néanmoins pouvoir être demandées devant le juge national et, plus précisément, devant la juridiction normalement compétente en cette matière, tout au moins sur la base de moyens tirés du droit communautaire ? « Is een wetgevende bepaling, in casu de decreten van 14 december 2001 en 29 maart 2002, waarmee de uitvoerbaarheid van bouwvergunningen, welke een project betreffen dat de aantasting inhoudt van gebieden die beschermd worden onder art. 4 van de vogelrichtlijn en/of art. 6 van de habitatrichtlijn en dat op grond van die richtlijnen door de omwonenden [wordt] aangevochten,
afhankelijk wordt gesteld van een bekrachtiging door de wetgever, welke tegelijk naar intern recht de aanvechting ervan voor de normale administratieve rechtsmachten onmogelijk maakt, en daarmee tegelijkertijd de mogelijkheid van een schorsing en vernietiging erga omnes
...[+++] uitschakelt, in strijd met de uit art. 10 EG voortvloeiende eisen van daadwerkelijke en gelijkwaardige rechtsbescherming, en moet deze wetgevende bepaling aldus buiten toepassing worden gelaten, in die zin dat [.] toch schorsing en vernietiging van die bouwvergunningen moet kunnen worden gevorderd voor de nationale rechter, en met name voor de daartoe normaal bevoegde rechtsmacht, minstens op grond van middelen van gemeenschapsrecht ?