23. considère que la méthode appliquée par la Commission pour fixer les subventions accordées aux agences décentralisées de l'Union par le budget européen sont fiables et constituent de bonnes mesures d'encouragement; souligne que les enveloppes budgétaires des agences de l'Union sont loin de porter sur les seules dépenses administratives, mais qu'elles contribuent également à la réalisation des objectifs de la stratégie Europe 2020 et des objectifs généraux de l'Union fixés par le pouvoir législatif; réaffirme la nécessité d'examiner soigneusement les demandes de création de postes nouveaux dans le cadre des nouvelles mis
sions qui leur sont confiées; ...[+++]insiste cependant sur l'importance d'un financement adéquat pour les agences dont les missions ont été renforcées afin de ne pas entraver leur bon fonctionnement; demande un mécanisme particulier de recrutement de personnel scientifique spécialisé disposant d'une expérience professionnelle, notamment lorsque le financement de ces postes se fait exclusivement grâce aux redevances et qu'il n'a donc aucun impact sur le budget de l'Union; appuie les travaux entamés par le groupe de travail interinstitutionnel sur l'avenir des agences, constitué début 2009, et attend avec intérêt ses conclusions, notamment sur les points évoqués ci-dessus;
23. is van oordeel dat de aanpak van de Commissie bij het bepalen van de financiering van de gedecentraliseerde agentschappen van de EU uit de EU-begroting b
etrouwbaar is en de juiste stimulansen biedt; benadrukt dat de budgettoewijzingen voor EU-agentschappen beslist niet uitsluitend voor administratieve uitgaven zijn bedoeld, maar een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen van Europa 2020 en de doelstellingen van de EU in het algemeen, zoals vastgesteld door de wetgevingsautoriteit; bevestigt opnieuw de noodzaak verzoeken om nieuwe posten zorgvuldig te zullen bestuderen in het licht van nieuwe, pas toegewezen taken;
...[+++] onderstreept echter het belang van de toewijzing van adequate financiële middelen aan agentschappen die een ruimer takenpakket hebben gekregen, zodat zij niet in hun werking worden belemmerd; dringt aan op een specifieke benadering voor de werving van gespecialiseerd wetenschappelijk personeel met beroepservaring, vooral wanneer deze posten volledig uit heffingen worden betaald en dus budgetneutraal voor de EU-begroting zijn; ondersteunt het werk van de interinstitutionele werkgroep over de toekomst van de EU-agentschappen die begin 2009 is ingesteld, en ziet uit naar zijn conclusies, met name over de bovenstaande punten;