Le Conseil motiva cette décision comme suit : Le principe et l'économie générale de la loi spéciale du 6 janvier 1989 prescrivent, selon la portée qui lui sert de fondement et selon les objectifs qu'elle poursuit, que le Conseil d'État considère comme sérieux un moyen déduit de la violation de l'article 10 de la Constitution par un acte législatif contre lequel un recours en annulation et une demande de suspension ont été introduits devant la Cour d'arbitrage, tant que la Cour n'aura pas rejeté la demande de suspension.
De Raad motiveerde dit als volgt : « Het principe en de algemene economie van de bijzondere wet van 6 januari 1989 schrijven volgens de strekking die eraan ten grondslag ligt en volgens de oogmerken die ermee worden nagestreefd, voor dat de Raad van State een middel dat is ontleend aan de schending van artikel 10 van de Grondwet door een wettelijke handeling waartegen een beroep tot nietigverklaring en een vordering tot schorsing bij het Arbitragehof zijn ingesteld, als ernstig beschouwt zolang het Hof de vordering tot schorsing niet heeft afgewezen».