Le Conseil d'État précise: « Si le législateur dispose en matière de politique criminelle d'un très large pouvoir d'appréciation, il importe qu'il puisse la mener de manière cohérente et selon des modalités telles qu'il puisse appréhender en pleine connaissance de cause les incidences des réformes qu'il adopte sur l'arsenal pénal envisagé dans sa globalité, au regard notamment du respect du principe d'égalité » (do c. Chambre, nº 52-2127/02, p. 12).
De Raad van State heeft het volgende opgemerkt : « De wetgever beschikt op het stuk van het strafbeleid weliswaar over een zeer ruime beoordelingsbevoegdheid, maar het komt erop aan dat hij een samenhangend beleid kan voeren, en wel op een manier die hem in staat stelt met volle kennis van zaken in te schatten wat de gevolgen van de door hem goedgekeurde hervormingen zullen zijn voor het in zijn geheel beschouwde arsenaal aan straffen, inzonderheid in het licht van de eerbiediging van het gelijkheidsbeginsel» (stuk Kamer nr. 52-2127/002, blz. 12).